De Slag bij Boksum
Het is januari 1586, de 80-jarige oorlog duurt al bijna 18 jaar. In het noorden van Nederland is sinds 1580 Friesland Oranjegezind terwijl de stad Groningen voor de Spaanse kant heeft gekozen. Er is sprake van een impasse, beide partijen zijn behoorlijk aan elkaar gewaagd. De Spanjaarden vallen Friesland regelmatig binnen voor plundertochten op het platteland. Met de opbrengst betalen ze de soldij van de troepen.

Het was rond de jaarwisseling van 1586. De vorst was ingevallen en al snel waren vaarten, slenken, moerasgebieden en meren dichtgevroren en was Friesland goed toegankelijk. Op dat moment was opperbevelhebber Willem Lodewijk van Nassau (ús Heit) afgereisd naar Zeeland. Hij was daar om de opvolger van de in 1584 vermoorde Willem van Oranje te ontvangen. Een uitgelezen kans voor de Spanjaarden om een grootscheepse plundertocht te houden. De Spaanse opperbevelhebber van Groningen Verdugo beval zijn leger om Friesland binnen te trekken.

Op 13 januari verzamelen maar liefst 3000 man voetvolk en 700 ruiters zich bij de borg Nienoord te Leek. Vervolgens trekken ze Friesland in. Via Joure en Heeg richting Koudum en Workum. De plundertocht gaat vergezeld met moord, verkrachting en brandstichting. Rond 16 januari hebben ze de Friese Greidhoeke bereikt. In Winsum vluchten vrouwen en kinderen de toren in waarna de Spanjaarden deze in brand steken. Velen komen om in de rook en vlammen. Het doel van de Spaanse troepen is het Bildt en de Dongeradelen, destijds de rijkste gebieden van Friesland.

Inmiddels heeft zich in Leeuwarden een legertje van zo’n 500 man gevormd onder Willem Lodewijks Deense kapitein Stein Maltesen. Zij gaan op zoek naar de vijand en trekken richting Oosterlittens. Inmiddels is de dooi ingevallen en is er mist ontstaan. Het lijkt Maltesen verstandiger om terug te trekken naar Hilllaard om zich daar op Tjessingastate te kunnen verschansen. Stein Maltesen wil echter richting Boksum, naar Juckemastate, omdat ze dan dichter bij Leeuwarden zijn.

Dit blijkt echter een fatale misrekening. Op 17 januari worden ze tussen Hillaard en Boksum opgemerkt door Spaanse ruiters. Het Friese leger wordt uiteengedreven en verpletterend verslagen. Een aantal soldaten probeert zich nog te verdedigen, waaronder de vaaneldrager Otto Clant. Hij trekt zich al vechtend terug in de kerk van Boksum, maar kan niet op tegen de Spaanse overmacht. De Spanjaarden bieden hem lijfsbehoud aan als hij zich overgeeft, maar Clant wijst dit af. Omwikkeld met het Friese vaandel wordt hij gedood in de kerk.

Doden werden plaatselijk begraven
Volgens de overlevering vielen er 1000 doden. Waarschijnlijk zijn het er zo’n 400 á 500 geweest, voornamelijk Friezen. De meeste doden werden begraven op het kerkhof van Boksum, maar ook in Blessum werd ongeveer 100 man begraven en bij Pypsterbuorren werden een aantal doden in een massagraf gelegd. In de kerken van beide dorpen bevinden zich gedenkborden als herinnering aan de slag. De Spanjaarden waren na afloop van de slag door de dooi genoodzaakt om zich zo snel mogelijk terug te trekken, met achterlating van een groot deel van hun buit. Als in 1594 prins Maurits en graaf Willem Lodewijk de stad Groningen veroveren, is het definitief gebeurd met de plundertochten in Friesland.

Gevonden schedel en skeletten
In maart 2016 worden er bij de aanleg van de fietstunnel bij Pypsterbuorren botten en aardewerk gevonden. In een van de gevonden schedels zit een gat ter grootte van een musketkogel. Al snel wordt de link met de Slag bij Boksum gelegd. Ook omdat het gevonden aardewerk 16e eeuws blijkt te zijn. Er worden in totaal 7 stoffelijke overschotten gevonden in de kuil in de Hegedyk. DNA-onderzoek wijst een jaar later uit dat de schedel aan een noorderling moet hebben toebehoord. Twee van hen zijn te bewonderen in de permanente expositie in de Sint Margrietkerk van Boksum. Ze hebben de namen Bokke en Skelte gekregen.